|
|||||
|
|||||
De volksnamen van onze planten (Uittien) Namen en dingenEen addertje in het grasOver de oorsprong van de taal in het algemeen valt veel te filosoferen, maar het is niet mijn bedoeling daaraan mee te doen. Daarvoor moet men een grondige studie van de linguïstiek gemaakt hebben en in staat zijn zeer veel talen te vergelijken. Hetzelfde geldt voor de woordafleiding of etymologie, waaraan ik mij al evenmin waag. J. Mansion schreef eens in de "Handelingen van de commissie voor toponymie en dialectologie van de Vlaamsche Academie" (I, 1927, blz. 109-134) dat wie plaatsnamen en andere woorden wil gaan verklaren, in alles, altijd en overal op zijn hoede moet zijn en diep overtuigd dat hij er voortdurend in zal lopen. Slaat u maar eens een paar etymologische woordenboeken op en vergelijk de afleidingen daarin eens met elkaar, bijvoorbeeld die van Franck-van Wijk (1936) met die van Vercouillie (1898) [er zijn modernere etymologische naslagwerken, zoals het "Etymologisch woordenboek" van J. de Vries en F. de Tollenaere en het "Groot etymologisch woordenboek van de Nederlandse taal" van Van Dale], en het zal u gauw gaan duizelen en schemeren tegelijk, duizelen vanwege de verwijzingen naar het Oudnoors, Oudengels, middeleeuws Latijn en Gotisch, talen die u ook waarschijnlijk niet voldoende beheerst om over de rechtmatigheid van de vergelijking en de juistheid van de argumenten te kunnen oordelen; schemeren, omdat er een vaag gevoel bij u op zal komen, dat er veel onzeker is of lijnrecht in strijd tussen de beschouwingen van de diverse naslagwerken. U kunt dan nog het grote "Woordenboek der Nederlandsche taal" (WNT) [aan het eind van de twintigste eeuw voltooid] opslaan en het middelnederlandse woordenboek van Verwijs en Verdam en dwaalt dan vanzelf verder af naar de grote moderne woordenboeken der andere, levende of "uitgestorven" Indogermaanse talen. Het wordt heel gevaarlijk als men dat gaat doen. U kunt even veilig zonder kennis van motoren en andere instrumenten in een vliegmachine klimmen. Ver zult u het niet daarin brengen en mocht u bij toeval opstijgen, dan zal het u spoedig als wijlen Icarus vergaan, die met verbrande vleugels neerstortte. Nee, daaraan waag ik me niet. We blijven op de begane grond en maken alleen uitstapjes in het heden bij de buren of in de geschiedenis van de plantkunde, voor zover die uit gedrukte bronnen is te putten. Geen stamwoordenOok zal ik angstvallig vermijden te gaan zoeken of vragen naar de herkomst van stamwoorden als gerst, rogge, haver, den, eik, berk, roos, klaver, enz. of naar de voorgeschiedenis van onze cultuurplanten. Alleen al over de biet bijvoorbeeld is een lijvig boek verschenen. Hoe dichter men bij huis blijft, zowel geografisch als historisch gesproken, des te veiliger voelt men zich. Er zijn problemen te over om op te lossen en hoe nader een probleem ons ligt, des te boeiender is het. Waarom zouden we dan in het wilde weg vluchten naar onveilige verten en het duistere verleden, waar ons alle grond onder de voeten wegzinkt en we in den blinde blijven tasten?
Geen klanknabootsingOver de woordstammen zwijg ik dus: verreweg de meeste zijn niet tot onze taal beperkt en men zou dan toch weer gedwongen zijn aan te knopen bij andere, jongere en oudere talen. Ging deze serie artikelen over dierennamen, dan had men tenminste nog kans er een aantal van eenvoudig als klanknabootsend thuis te kunnen brengen, zoals de namen van de kievit, koekoek, grutto, wielewaal, tjiftjaf en andere vogels. Zo kunnen kinderen een hele taal opbouwen: boe-boe voor een koe of huisorgel, waf-waf voor een hond en tuut voor een politieagent (in Utrecht tenminste), naar het geluid dat deze dieren produceren, waarmee dan samenstellingen als fietstuut, knoltuut en looptuut gemaakt kunnen worden. Plantennamen in relatie tot andere levende wezens of dingenMaar de taal die "mij de blomme spreekt" is gelukkig niet met het oor waarneembaar en de namen zullen dus meestal aan andere kenmerken of vermeende krachten ontleend zijn of van overeenkomsten met andere levende wezens of dingen. Zo krijgt men wolkruid, wondkruid, bitterzoet of zuring. Zo heet Rhinanthus vinkies in Aalsmeer of kanarievogeltjes op Walcheren naar de gele bloemen van de verschillende soorten uit dit geslacht, die als een vogeltje op een takje zitten, of ratelaar naar de vruchten, die in de droogvliezige kelken rammelen. Colchicum autumnale, de herfsttijloos of droogbloier heet naakt begijntje, naakte juffer, naakte man, naakt wiefke of naakt madammeke, kale juffer, povermadammeke of zelfs martelaren-van-Gorcum, omdat ze zonder bekleding van bladen en paars van de kou uit de grond te voorschijn komen.
Wat het laatste betreft, het is merkwaardig hoeveel planten het volk met geslachtsorganen vergelijkt of liever vergeleken heeft. Dat is niet alleen in onze taal zo. Het Engelse boek van J. Britton en R. Holland ("A dicionary of plant-names", 1878-1886) laat echter opzettelijk de namen weg, "which though graphic in their construction and meaning, interesting from their antiquity, and even yet in use in certain counties, are scarcely suited for publication in a work intended for general readers". Daaraan zal ik mij ook zoveel mogelijk houden. Fantasie en werkelijkheidDe fantasie van het volk is vaak wel heel groot en de overeenkomst van de plant met het vergeleken voorwerp heel klein. Zo heet Aconitum, de monnikskap, onder meer Adam-en-Eva, koetsen-en-paarden (Schouwen), paarden-en-karretjes (Zuid-Vlaanderen), hijnders-en-weintsjes (Friesland), schoenen-en-muilen (Zuid-Holand, Voorne, Beveland; niet zo erg vreemd), dokter-in-den-wagen (Noord-Limburg), huwelijksbootjes (Oost-Drenthe), skoentsjes-en-toffeltjes (Friesland), duifjes-voor-een-wagentje (Zuid-Vlaanderen) en Venuswagen (Zuid-Limburg). Er zou geen eind aan komen en het heeft ook geen zin alle gevallen van vergelijking met voorwerpen op te sommen. Ze zijn over het algemeen ook duidelijk genoeg. Uitbreiding met een nadere bepalingTen slotte krijgen we dan de naamvorming door aan een bekend woord een nadere bepaling toe te voegen door een bijvoeglijk naamwoord of door samenstelling.
Honderden planten heten wilde-dit en wilde-dat, dat is al een heel goedkope manier om iets een naam te geven. En dan de samenstellingen! Behalve de echte rozen heeft men de kerstroos (Helleborus niger), pioenroos (Paeonia), klaproos (Papaver rhoeas), balroos en Gelderse roos (Viburnum opulus); naast kool (Brassica), akkerkool (Lapsana communis; eertijds ook een naam voor Arnoseris minima, die een vrij grote, koolachtige bladrozet heeft), vennekool (Foeniculum, venkel of Heracleum) en zandkool (Diplotaxis); naast klaver (Trifolium) steenklaver (Lotus en Melilotus), waterklaver (Menyanthes), hopklaver (Medicago) en klaverzuring (Oxalis). Woorden uit een vreemde taalAl deze methoden verschillen weinig van de manieren, waarop in alle talen de nieuwe voorwerpen een naam krijgen, naar overeenkomst in uiterlijk met reeds bekende dingen, naar kenmerken, naar gebruik of eenvoudig door een woord uit een vreemde taal over te nemen. De laatste manier is bij planten de meest gebruikte en meestal is de vreemde taal hier het Grieks of Latijn. Dank zij vertaalde kruidboeken zijn er ook heel wat over onze oostelijke grenzen binnengesmokkeld, die zoals germanismen vaak niet onmiddellijk als vreemde elementen te herkennen zijn. Bron:
|