|
|||||
|
|||||
De volksnamen van onze planten (Uittien) Beenbreek en heelbeenNarthecium ossifragumBeenbreek is tegenwoordig de officieel erkende volksnaam van Narthecium ossifragum, ofschoon men de plant nergens in ons land zo pleegt te noemen. De soort is te onbelangrijk en veel te zeldzaam om op echte volksnamen recht te hebben. Siepelgras (d.w.z. uiengras) wordt voor Groningen en sipelgêrs voor Friesland vermeld. H.C. van Hall ("Neerlands plantenschat of landhuishoudkundige Flora", 1854) geeft op wilde gerst voor Westerwolde; ook voor Schouwen staat wilde garste. Men kan dat nauwelijks namen noemen; het is vrij negatief en erg slecht getypeerd om een plant met zulke mooie goudgele lelieachtige bloemen voor wilde gerst uit te maken. Dan is het Amsterdamse 'draafsaazen' (drijf-sijsjes) voor de zwanen in het park of het legendarische 'stroomvinkies' voor vliegtuigen karakteristieker, althans voor de lui die ze zo betitelen. En gele wateraffodillen, wat De Gorter voor Utrecht opgeeft, riekt naar de sudeerkamer en is dan ook rechtstreeks van Dodonaeus overgenomen. Benen breken?Maar hoe komen we dan aan heelbeen? Dan maar weer eens de oude kruidboeken ter hand genomen! Gewoon als men is, daarin te lezen over geneesmiddelen tegen 'vuyle zeeren', 'maendtstonden', het 'root melisoen' en het 'flerecijn', verheugt men er zich, bij het zoeken naar de naam beenbreek, al bij voorbaat op, nu eens ter afwisseling van al die akelige ziekten een smakelijk recept te krijgen om door middel van een plantenaftreksel de benen te breken. Maar, hola, dat valt niet mee. Dodonaeus heeft niet alleen nooit van dit woord gehoord, maar hij weet zelfs geen enkele 'kracht oft werckinghe' op te geven van zijn gele water-affodillen. Ook zijn tijdgenoten zwijgen er in alle talen over, zelfs in het Latijn, wat voor die tijd heel wat zeggen wil. De soortaanduiding 'ossifragum' (beenbrekend) komt namelijk noch bij de middeleeuwse noch bij de klassieke auteurs voor, zoals men gemakkelijk kan naslaan in Caspar Bauhins werk "Pinax theatri botanici" van 1623, de onmisbare index op Theophrastus, Dioscorides, Plinius en alle latere schrijvers, de eerste poging om de augiasstal der plantkundige nomenclatuur wat bij te vegen. Toch vindt men in de boeken uit de tijd na Linnaeus allerlei vertalingen van ossifragum, eerst in het Noors en Deens, later ook in het Nederlands, Frans en Duits. De hele geschiedenis wordt nauwkeurig uiteengezet in het lijvige boek van Aug. Lyttkens, "Svenska Växtnamm", 1904-1915, het beste boek dat we bezitten over de verklaring en de historie van de volksnamen der planten, zolang H. Marzells "Wörterbuch der deutschen Pflanzennamen", dat in 1937 begon te verschijnen, nog niet volledig is uitgekomen [anno 2002 is dit werk natuurlijk allang gereed (Leipzig 1942-1972) en uitsluitend nog antiquarisch te krijgen]. Ossifragi, Beengraes, Beinbrech. Beinheil!Een generaal-majoor Georg Reichwein, uit Christiana, schreef in 1661 een brief aan Simon Paulli, waarin hij beschreef dat het vee, wanneer het Narthecium graast, van stonde aan een ziekte krijgt, waarbij alle beenderen breken en vermolmen, zodat men de pijpbeenderen met huid en al om een stok kan winden. Toch gaan de beesten niet dadelijk dood; ze kunnen zelfs nog genezen, als ze maar gevoerd worden met de fijngemalen beenderen van andere slachtoffers. Reichwein noemt deze plantensoort daarom Ossifragi, en Paulli, die dit verhaal in de tweede druk, van 1667, van zijn boek over de geneeskruiden publiceert, noemt de plant Beengraes. Linnaeus, die in zijn "Flora lapponica" van 1737 wel aan de juistheid van dit verhaal twijfelt, kiest toch in 1753 de soortaanduiding ossifragum bij het geslacht Anthericum (graslelie). Volgens de internationale nomenclatuurregels is die soortaanduiding gebleven, al werd ook sindsdien de soort overgebracht naar een nieuw geslacht Narthecium. Na 1793 komt ook in Duitse boeken de naam Beinbrech voor, sinds 1830 meer en meer vervangen door Beinheil, wat eigenlijk precies het omgekeerde betekent, namelijk beengenezend, maar op zulke kleinigheden moet men niet letten bij het vergelijken en verklaren van plantennamen. Van der Trappens verhaal, Ossifrage de NorvègeJ.E. van der Trappen wijdt in zijn "Herbarium Vivum" (1839), deel I, blz. 305-309, natuurlijk een lange beschouwing aan deze laster tegen « eene der voornaamste sieraden van onze flora »:
Wormgras?Er wordt nog meer over deze plant gelasterd. Volgens Linnaeus gelooft men in Zweden algemeen, dat de schapen die dit gewas eten wel spoedig zeer vet worden, maar het volgend jaar wormen in de lever hebben (leverbot). Die wormen heten 'ilar' en de plant daarom ilagräs. Wie hier meer over wil weten, zij naar de literatuur verwezen die Van der Trappen opgeeft, en naar een artikel in de "Botanische Zeitung" van 1859. Tot zover beenbreek. Holosteum umbellatumOp heelbeen is ook wat aan te merken. Heelbeen is nu de erkende Nederlandse naam voor Holosteum umbellatum, een sterremuurachtig voorjaarsonkruid van zandige grond. Een volksnaam is het niet. Het is de letterlijke vertaling van het Griekse woord 'holosteon'. Dat woord komt uit Dioscorides (Boek IV, 11), maar welke plant hij ermee bedoelde, mag Joost weten. Plinius wist het zeker niet. Die heeft het over een heel andere plant in Boek 27, hoofdstuk 10, van zijn "Historia naturalis". Hij zegt dat het een plant zonder enige hardheid is en daarom door de Grieken juist andersom (blijkbaar voor de grap) heel-en-al-been genoemd is [vergelijk ook het Griekse woordenboek van Liddell & Scott, editie 1961: 'hol-osteon', all-bone]. Ze lijmt wonden weer aaneen, want ook vlees wordt aan elkaar gekookt, als je het eraan toevoegt. Plinius schijnt een soort Plantago, weegbree [Liddell & Scott geeft Palntago bellardi op; anderen geven Plantago albicans], op het oog gehad te hebben en in de zestiende eeuw duikt de naam Holosteum of Holostius dan ook voornamelijk weer op om er weegbreesoorten mee aan te duiden, maar ook wel voor een gras of een varen of. voor wat Linnaeus tenslotte, en nu voor goed, Holosteum noemde. Dioscorides zegt alleen, dat de plant wonden kan helen en Plinius verklaart het woord als: geheel-been. Maar met het helen van benen heeft de plant nooit iets te maken gehad. Het is een geval van onjuiste vertaling, net als onze rugzakken die ruk-, reis- of trek-zakken zijn, maar dank zij de naam vlijtig op de rug gedragen worden door trekkers die een fietstocht maken. Natuurlijk is dat onpraktisch en ongezond. Als ze hier nu maar de grens trekken bij hun bijgeloof en niet beginnen met Holosteum te eten wanneer ze een been gebroken hebben, alleen omdat dit woord bij ongeluk met heelbeen is vertaald. Bron:
|