Beginpagina van Plantaardigheden.nl

 

 

Actuele toepassingen van planten
Sitemap
Index

Plantaardigheden.nl
Artikelen over planten

Leesmaar.nl
Dodoens en andere bijzondere boeken

Leeswerk.nl
Plantenboeken opengelegd

De volksnamen van onze planten (Uittien)

Raadsels

   Het zou unfair zijn tegenover de lezers als ik zo [d.w.z. zoals in de twaalf voorgaande artikelen] voortging met alle plantennamen te verklaren.

   Men zou het gevoel kunnen krijgen dat er niets meer op te lossen valt. Dat zou de belangstelling doden en het is ook verre van juist.

   Bovendien zegt het spreekwoord dat de kunst om te vervelen daarin bestaat dat men alles zegt. Dat is de kunst die handboekenschrijvers beoefenen en daaraan wil ik me zeker niet bezondigen.

   Tot slot zal ik u dus enkele raadsels opgeven en u verder verwijzen naar het boek van H. Heukels om er meer problemen uit op te diepen [zie H. Heukels, "Woordenboek der Nederlandsche volksnamen van planten", Amsterdam 1907, maar - kunnen we tegen de lezer van nu zeggen - kijk ook eens in het in 1970 verschenen en daarna enkele malen herdrukte boek van H. Kleijn, "Planten en hun naam. Een botanisch lexicon voor de Lage Landen", een zeer uitvoerig werk over de verklaring van plantennamen].

   Prijzen loof ik niet uit, want de deugd wil om zichzelf beoefend worden. De oplossingen geef ik ook niet. In vertrouwen gezegd, niet alleen uit pedagogische overwegingen, maar omdat ik ze zelf ook niet ken.

Klabbertoet en rijpeltocht

   Wat denken de Limburgers van klabbertoet voor de okkernoot (Juglans regia) en de Groningers van riepeltocht (ook ripeltocht in Friesland en rijpeltocht zonder plaatsaanduiding) voor kleefkruid (Galium aparine)?

   [Uittien blijft het antwoord dus schuldig, maar Kleijn doet een poging een verklaring te vinden voor rijpeltocht. Hij verwijst daarbij naar een mededeling in een werk van H.C. van Hall uit 1854, "Neerlands plantenschat of landhuishoudkundige Flora", die het volgende over kleefkruid schrijft:

"Inzonderheid vindt men het in de gerst, zodat men in enige delen van Groningen afzonderlijke rijpeltocht-zeven heeft om de gerst van dit gewas te zuiveren."

   Slaat men het Etymologisch woordenboek van J. de Vries op, dan lezen we bij 'rijp': "Oudsaksisch rîpi hangt samen met het Oudengelse ripan 'oogsten' (een Noorweegse dialectische vorm is ripa 'afplukken'), verder met reep en repel. Rijp is dus het gewas dat geplukt en geoogst kan worden."

   En bij 'tocht' vinden we dit:

"is een afleiding van een Germaans werkwoord teuhan dat met 'het trekken' in verband staat, zie teug en tijgen." Bij 'teug': "behoort bij het Middelnederlandse tien, tooch, ghetoghen", en bij 'tijgen': "een verouderd werkwoord dat op het Middelnederlandse tien 'trekken' teruggaat". Een bezigheid om het voedselgewas van het lastige onkruid kleefkruid te zuiveren werd hier dus tot volksnaam van de plant zelf.

Hetegaele, heetegaal of heethèkels

   Hoe verklaren de Zeeuwen het Tholense hetegaele voor de kattendoorn (Ononis spinosa subsp. spinosa)? De plant heet heetegaal op Schouwen en heethèkels, oorthaak of worthaok in de Achterhoek.

   Heeft dat heet- iets met heide of hiet te maken, zoals de vorm heidoorn in de Overbetuwe (volgens Van Hall) zou kunnen suggereren?

   En heeft gaal iets met het oude woord voor schurft te maken?

Kleijn: De oorsprong van het woord heet of heed is onbekend, maar het betekent heideveld en wijst op de groeiplaats.

Hekel is verwant met de stekel of vlaskam die gebruikt wordt bij het bewerken van vlas; Fuchs kent de plant zowel als hekelcruyt als onder houwheckel (in het Duits Heuhechel), omdat het hooi aan de doornen (hekels) blijft hangen.

Met gaal of gale duidde men eertijds een schram aan of een vurige plek op de huid, ook wel eens schurft. Dat de doornen schrammen teweeg konden brengen, laat zich begrijpen, maar met de vurige plekken en schurft is het anders gesteld. Zag men de plant als verwekker hiervan aan?

Weeskindertjes

   Waarom noemt men op Zuid-Beveland de hondsdraf (Glechoma hederacea) weeskindertjes?

Ook Kleijn heeft hiervoor geen verklaring.

De vele vormen van kiek, kèèk, kijk

   En dan al de namen voor herik (Sinapis arvensis) en knopherik (Raphanus raphanistrum): kiek in Groningen, keik in Friesland en West-Groningen, keek in Twente en Salland, kèèk in Salland en de IJsselstreek, kük in Friesland, kiedik in Drente, kake in Vlaanderen, naast witte kiek voor witte krodde (Thlaspi arvense) en look-zonder-look (Alliaria petiolata). (.)

   Het woord blijkt een grote verbreiding te hebben. Die gele cruciferen heten in Osnabrugge kök en in Denemarken (Lange, "Fynske plantenavne og folkeminder om plante", 1932, blz. 61) kike, kiddike, kaeke en kijke.

   In Engeland bestaan er ook vele vormen voor, maar dan voor de witte schermbloemigen Angelica (engelwortel), Heracleum (bereklauw), Anthriscus (fluitekruid), Conium maculatum (gevlekte scheerling) en andere.

   R. Fisher ("English names of our commonest wild flowers", 1932) geeft een stuk of veertig vormen op voor de eerste twee, variërend van keck tot keaks. Hij leidt het af van het oud-Engelse keek of kike, d.w.z. kijken of gluren door de holle stengels (Nederlands: kijken).

   Het is een fraaie verklaring, maar bij de stengels van onze Nederlandse cruciferen valt weinig te kijken of te gluren: ze zijn dun en massief.

   De enige overeenkomst die ik zien kan tussen onze gele kruisbloemen die keek of kijk heten en de Engelse witte schermbloemen die keck, keaks, kaxes, cashes, kelk, kesk, kix, kex, etc. (zie J. Britten en R. Holland, "A dictionary of English plant names", 1878-1886, blz. 283 en 286) genoemd worden, is dat het in beide gevallen om onkruiden gaat met een enigszins platte tuilvormige bloeiwijze, bestaande uit vele kleine bloemetjes.

   Men zou haast aan het in Belgisch Brabant inheemse woord keiken (Kiliaen: keykens) voor bloemtuilen, vooral van de duizendschoon (Dianthus barbatus), gaan denken.

   Maar in Denemarken heeft men niet alleen kike en keeke voor de herik, maar allerlei daarop gelijkende namen voor een grassoort, de grote windhalm (Apera spica-venti), namen die schommelen om kös en kiks.

   Lange, die de Deense volksnamen van planten heeft onderzocht, schreef er een stukje over in "Danske Folkemaal", jaargang 3, 1929, blz. 119-124, dat eindigt met een noodkreet om inlichtingen over alle namen die lijken op kaes, kajs, kars, kas, kees, kejs, keks, kex, kies, kius, kiös, kjys, kjös, enz. enz.

   Een andere Deen opperde om keks en hundekejs (scheerling), via oud-Engels en Keltisch, af te leiden van het Latijnse woord cicuta.

Volgens dr. C.A.J.A. Oudemans, in zijn "Verklaring van de beteekenis der geslachtsnamen van de Phanerogamen en Vaatcryptogamen", Amsterdam 1899, slaat de naam Cicuta niet op de waterscheerling, Cicuta virosa, maar op de gevlekte scheerling, die wij thans Conium maculatum noemen.

De naam zou samenhangen met het Griekse kuoo, waarin het begrip 'hol zijn' ligt opgesloten: "Niet alleen toch de stengel en zijn takken, maar zelfs de knolvormige wortelstok of stengelvoet bestaat uit een reeks van luchthoudende kamertjes.

Men vindt in Latijnse woordenboeken voor cicuta behalve andere woorden ook 'rietpijp' opgetekend, met vermelding dat zulke pijpen ook uit de stengel der waterscheerling gesneden wordt."

Maar reeds Dioscorides kende een 'cicuta', waarmee hij de gevlekte scheerling bedoelde. Dat dit later tot verwarring en verwisseling aanleiding zou geven, laat zich denken.

De naam scheerling is ontleend aan de zeer oude benaming scerninc, in het Oudsaksisch skerning, dat is afgeleid van het Middelnederlandse scarn of scerninc, dat drek of mest betekent, vanwege de onaangename geur, vooral van de bladeren. De Duitse volksnaam Stinkkraut wijst hier nadrukkelijk op. Aldus H. Kleijn.

Aan Denemarken grenst onze provincie Groningen nog het meest, waar men voor zevenblad (Aegopodium podagraria) de naam keesbloem aantreft, die Heukels verklaart: "omdat de bloempjes op geraspte kaas lijken".

   In Vollenhove wordt de bereklauw met kees aangesproken en verder hebben we nog geers in Twente, heers in Groningen en gierze in de Achterhoek.

   Dat zijn ook geen losse toevallige namen, want aan Groningen, Twente en de Achterhoek grenst een stuk van Duitsland, waar men velerlei namen heeft voor diezelfde Aegopodium, die minder aan kaas doen denken: gäse, gese, geersch, giersch, geesche, gesch, geeske, geesekohl met alle overgangen tot geitekool en geiteblad, die op de bladvorm zouden kunnen slaan, zoals het woord hanepoot, dat in het oosten van ons land algemeen gebruikelijk is.

   Ook voor Achillea, duizendblad, geeft Heukels cheesbloem op.

Bij Kleijn vinden we nog de volgende informatie.

Hij noemt voor het zevenblad ook de naam Geraetskruid of Gerardskruid (bij Dodonaeus Geeraerd en Geeraertscruyt). Men wil dat verklaren uit het 'feit' dat de heilige Gerardus de plant heeft gebruikt toen hij door de jicht of reuma werd geplaagd.

Vroeger had de plant de Latijnse benaming Herba Sancta Gerardi. Deze Gerardus was abt, heette voluit Gerard de Brogne en stierf in het jaar 959.

Opvallend is dat in Frankrijk, Engeland, Spanje, Italië en Duitsland overeenkomstige volksnamen voorkomen en wel: herbe de St. Gérard, herb Gerard, herba de San Gerardo, erba Gerarda en Gerhardskraut.

De namen geers in Twente en geer in oostelijk Brabant zouden een verkorting zijn van Geraetskruid of Gerardskruid; anderzijds wil men deze namen verklaren als afgeleid van Duits 'Giersch', waarmee men schermbloemen aanduidde.

Omdat de letter g in de volksmond vaak verwisseld werd met de h, wil men de Groningse volksnamen heers en hirs als hiervan afkomstig verklaren. Of dit juist is, zal nog nader uitgezocht moeten worden.

Volgens J. Niessen, in zijn "Rheinische Volksbotanik", betekent 'geer': met weerhaken in de bodem verankerd zitten.

   Zoek dat maar eens uit! We hebben nu drie verklaringspogingen: van kaas, van kijken en van cicuta. Ze bevredigen geen van drieën.

   Hangen al die vormen werkelijk samen of zijn er twee of meer stammen geweest?

   Welke familie heeft de oudste rechten voor kèèk of keil: de schermbloemigen of de kruisbloemigen?

   Het gekke is dat de herik, Sinapis arvensis, in Engeland een naam heeft gekregen die op het vasteland aan schermbloemigen toekomt, namelijk charlock, carlock, callock, in Schotland skelloch, Angelsaksisch cerlice (in de veertiende eeuw szerlock gespeld), hetgeen waarschijnlijk wel van de gelatiniseerde vorm chaerephyllum (bij Plinius caerefolium) voor Grieks chairephullon (onze Anthiscus cerefolium, de echte kervel) en van scheerling is afgeleid, zoals R.C.A. Prior ("The popular names of British plants", 1863, blz. 43) betoogt.

   Zo ziet men dat ook de gewoonste namen van de meest algemene planten de grootste moeilijkheden kunnen opleveren.

Bron:

  • H. Uittien, "De volksnamen van onze planten", Zutphen 1946, blz. 83-85.

^Naar het begin van deze pagina

Aardigheden over planten
Overzicht
Hedendaags
  Het samenstellen van je eigen kruidenthee
  Wat is kruidengeneeskunde?
  Lijst van kruiden(middelen) positief beoordeeld door Commissie E
  Commissie E
  Sint-Janskruid en de pil
  De plant van Fred
  Kruiden in de keuken
  Enkele basisoliën
  Oliehoudende planten
  Bomen
    Bomen, een onderwerp apart
    Ginkgo
  Planten, informatie & wetenswaardigheden
    Vroeger
    Een oud-Romeinse boerenpesto
    Contraceptief in de oudheid: Duivelsnaaigaren
    Theriak (Theriacum)
    Wat waren de Kano-planten?
    Nu
    Signatuur van planten
    Signatuur van planten, uitgebreid met astrologie
    Toverplanten
    Over de plant als klok, een bloemenklok en Linnaeus
    Welke bloem of plant hoort bij vandaag?
    Geneeskrachtige planten op postzegels
    Cultuurgewassen, waar komen zij vandaan?
    Hennep is nog geen cannabis, maar wel een wonderplant
    Schrijvers en kruiden
    Klaprozendag of Poppy Day
    Monstransboon
    Paddenstoelen
    Regelmaat in het plantenrijk
    Dipsacus fullonum - Kaardebol
    Riet, typisch Nederlands, toch verrassend
  Bijzondere toepassingen
    Verfplanten
    Heggenleggen
    Papier van planten
    Toepassingen van planten
    Energiehagen rond tuinbouwgebieden
    Biobrandstoffen: biodiesel en koolzaadolie
  Medicinale toepassingen
    EHBO-Kruiden Top Tien
    Bijzondere kruidenthee (Canadian Essence)
    Maretak en kanker
    Medicinaal gebruik van kruiden, kort
    Antiviraal en daardoor ook tegen griep
    Zonnebloemoliekuur
  Kruiden(leer)
    Oude kruidenboeken online, overzicht, Alfabetisch auteurs
    Introductie
    Historische achtergronden
    Vroegste Oudheid
    Griekenland en Rome
    Middeleeuwen
  Bloeitijd van het kruidenboek
    11e eeuw tot 1475: Von Bingen - Anglicus
    1475 - 1539: Von Megenberg - Bock
    1542 - 1555: Fuchs - Lonicerus
    1554: Dodoens / Dodonaeus' Cruijdeboeck
    1571 - 1597: Lobelius - Gerard
    1601 - 1741: Clusius - Rumphius
    Latijn: Agricola - Tournefort
Taal en namen
  Volksnamen van planten: Uittien
    Namen en dingen
    Vergeten woorden
    Verbasteringen en volksetymologieën
    Goden en godinnen
    Spanjaarden en Turken
    Grappige namen
    Beenbreek en heelbeen
    Wonden en zweren
    Namen en legenden
    Mannetjes en wijfjes
    Angelsaksen en Nedersaksen
    Wedewinde en beerbinde
    Raadsels
    Taal en planten
    Nieuws over volksnamen van planten
    Volksnamen van planten (Vlaams)
    Plantennamen in de Nederlandse Dialecten (PLAND)
Recepten voor het koken met wilde planten
Schoonheidstips met planten
 
Woordenboek Nederlandsche Taal
Plantago PlantIndex
Letter: druk op CTRL, draai ook aan muiswiel