Project Rembert Dodoens (Rembertus Dodonaeus)
Over Griekse plantennamen en het wezen der kruiden
Rembert Dodoens (ook wel Dodonaeus of Dodoneus genoemd) besteedt in zijn kruidkundige werken, al sinds de eerste uitgave van zijn Cruijdeboeck (1554), ruim aandacht aan de naamgeving van de kruiden. Men vindt de bespreking van de namen telkens onder het kopje 'Naem' in elke beschrijving. Ook in de aanvullingen ('Bijvoeghsels') op Dodoens' tekst in latere edities, die na zijn dood verschenen, zijn meestal nog extra mededelingen over de naam te vinden. In alle kruidbeschrijvingen worden de Griekse en Latijnse namen genoemd, indien die er zijn.
Op de betekenis van die namen ('oorsaecke des naems') gaat Dodoens dikwijls in. Vaak blijkt een oude Griekse naam een prachtige aanduiding van het wezen van een bepaalde plant te zijn. In onze tijd is de kruidkundige Jaap Huibers een enthousiast pleitbezorger van een nader onderzoek van de Griekse namen. Zulk onderzoek zou, volgens hem, tot nieuwe inzichten in de werking van kruiden kunnen leiden en misschien zelfs tot een andere indeling. Op verschillende plaatsen heeft hij over de Griekse namen geschreven. Ter illustratie volgen hierna een paar citaten.
Let wel: deze citaten vormen de zeer persoonlijke mening van de heer Huibers.
"De Latijnse en vooral de Griekse namen van de planten blijken in veel gevallen iets te herbergen omtrent het wezen van de plant. Blijkbaar wisten de 'zieners' in de Oudheid wat de specifieke kwaliteit van een plant inhield. Die kwaliteit, de energie, de kracht van een plant komt soms heel spectaculair tot uiting in de naamgeving. Laat ik een voorbeeld geven van die relatie tussen naam en wezen (kracht) van een plant.
Iedereen kent de tijm van de heerlijk smakende tijmstroopjes die bij hoest en verkoudheid, zeker vroeger, hoog in aanzien stonden. De wetenschappelijke naam voor tijm is Thymus vulgaris (.). Het woord Thymus stamt van het Griekse woord 'thumos'. Dit Griekse woord 'thumos' betekent bovendien levensadem, (creatieve) opwellende wilsgedachte, energie, moed, innerlijke wil. Blijkbaar hebben de oude Grieken het wezen (de energie, de helende kracht) van het tijmplantje (thumos) ervaren als iets dat verband houdt met al de betekenissen (energetische hoedanigheden) die óók over het begrip 'thumos' bekend waren. Voor de oude Grieken was tijm niet uitsluitend een aardig plantje dat ook nog lekker rook, als de blaadjes gewreven worden tussen duim en wijsvinger. Nee, voor hen was de tijmplant een geschapen deel van het plantenrijk, dat op hetzelfde energetische niveau stond als de begrippen levensadem, wilsgedachte, creativiteit, energie en moed. Die oude Grieken hebben, anders dan wij dat nog kunnen, verwantschap gezien tussen de genoemde hoedanigheden.
Nu, twee- of drieduizend jaar later, kunnen we via moderne onderzoeksmethoden aantonen dat die oude Grieken niet zomaar de naam 'thumos' aan dat plantje toegedacht hebben. Wat blijkt . Als het afweersysteem van een mens niet honderd procent functioneert, zijn we vatbaarder voor tal van aandoeningen. Verkoudheid, griep en bronchitis zijn veel op de voorgrond tredende symptomen. Als we geplaagd worden door zo'n infectieachtige aandoening, moet het afweersysteem meer energie, meer activiteit tonen. Die activiteit komt onder andere tot uitdrukking in een verhoogde aanwezigheid van witte bloedcellen (leukocyten). Die leukocyten bestaan weer uit een aantal soorten, waarvan de lymfocyten er één is. Lymfocyten worden onder andere in de thymusklier (de achter het borstbeen gelegen klier) gevormd. Dat zijn de zogenaamde T-lymfocyten. Deze T-lymfocyten spelen een zeer belangrijke rol bij de afweer van infecties, met name virusinfecties.
Wonderlijk, dat plant en klier dezelfde naam dragen. Wonderlijk, dat het gebruik van tijmtinctuur bij kinderen tijdens een infectieziekte het aantal T-lymfocyten doet toenemen, wat de genezing bespoedigt. Die T-lymfocyten zijn de 'soldaten' van het afweersysteem. Dus komt die oude naam 'thumos' weer in het vizier: moed, energie, wil, kracht.
Zoeken naar de diepere betekenis van de plantennamen is hoogst zinvol om beter zicht te krijgen op de werking, op de energie ervan. De oude Grieken, Egyptenaren en Perzen hebben hun planten namen gegeven niet uitsluitend om iets voor een computerbestand te organiseren, of om zomaar een 'buitenkant' van iets aan te geven. Nee, in de Oudheid wist men dat al het geschapene een bepaalde 'energie', een bepaalde kracht in zich herbergt. Die kracht kon men toen nog niet 'zien'. Op basis van dat schouwen in de levende natuur gaf men hetgeen men aanschouwde een naam. De naam van het kind impliceerde als het ware het diepste wezen van het kind. Hij gaf iets aan omtrent zijn 'geschapen bedoeling'. De namen hadden een betekenis en het kind kreeg een naam die gebaseerd was op een bewuste keuze. ( . )
Wat een verademing om te ontdekken dat die oude Grieken planten een naam hebben gegeven die niet de bedoeling had om alleen de buitenkant van een naamlabel te voorzien. De naam die aan een plant gegeven werd had diepe verbindingen met het wezen (de ingeschapen energieën) van die plant."
Een ander voorbeeld gaat over de valeriaan (Valeriana officinalis):
"Bij de oude Grieken werd de valeriaan phu genoemd. Het woord 'phu' was bij de oude Grieken een woord dat gebruikt werd als een uitdrukking om je afkeer aan te geven. 'Phu' bij de oude Grieken zou nu tot uitdrukking gebracht kunnen worden met woorden als: gadverdamme, ga uit m'n buurt, bah, ik kan je wel uitkotsen, ik raak van binnen helemaal gestresst van je.
De naam valeriaan heeft een Latijnse oorsprong die afgeleid is van het woord 'valere' (uitspraak: valeere). Dat woord betekent: waard zijn, waardig zijn. Ogenschijnlijk staan die twee betekenissen, het Griekse 'phu' en het Latijnse 'valere', ver van elkaar af. Wat hebben immers het aangeven van je afkeer ('phu') en het waard en waardig zijn ('valere') met elkaar te maken? Rembert Dodoens schrijft over de 'Cracht ende Werckinghe' van de valeriaan het volgende (uit het Cruijdeboeck, 1554): 'Dese Valeriane es seer goet ghebruyckt in die drancken die men ingheeft als ymant van binnen ghequetst oft gheborsten es.' Dodoens zegt dus dat valeriaan zeer goed is om te gebruiken als iemand in zijn zenuwstelsel (van binnen) beschadigd is (ghequetst) of als diens zenuwen het hebben begeven (gheborsten) .
Let nu eens op het soort nervositeit waarbij valeriaan uitnemend werkzaam is.
Ieder mens heeft een basale behoefte aan een soort persoonlijke waardigheid. ( . ) Niets kan een mens zo uit zijn doen, uit zijn evenwicht, brengen als een aanval op zijn waardigheid, op zijn waarde. Als mensen u, willens en wetens, heel onheus bejegenen, kunt u een uitroep van afkeer (het Griekse 'phu') slaken. Door een aantasting van uw waardigheid kunt u het gevoel ervaren dat u van binnen 'gebroken', ja kapot, gebarsten bent, dat niets meer 'heel' in uzelf is. ( . )
Valeriaan werkt dan ook het beste, als er sprake is van het aangedaan zijn in het diepste wezen van onze waardigheid. Vooral als we dientengevolge een gigantische afkeer hebben ontwikkeld ten aanzien van hetgeen dat of degene die ons omringt, als veroorzakers, als belagers van onze waardigheid ('phu'). Steeds als we diep in onszelf ervaren dat de 'zenuwen toeslaan', omdat we van binnen kapot zijn, omdat we door onze omgeving aangetast worden in onze waardigheid als mens; als we het gevoel hebben dat we er niet meer kunnen en mogen zijn; als we iets in onszelf ervaren van dat gebroken en gebarsten zijn, dan heelt valeriaan beter dan we verwachten. Valeriaan werkt op het zenuw-zintuigstelsel. Er is geen plant die zoveel 'orde op zaken in het hoofd' kan stellen."
Tot slot nog iets over de wijnruit (Ruta graveolens):
"Dodoens somt in zijn Cruijdeboeck (1554) meer dan 30 aandoeningen op waarbij gebruik gemaakt kan worden van de wijnruit. Dat de plant ooit een belangrijke plaats ingenomen heeft, blijkt onder andere ook uit het feit dat de wijnruit met name genoemd wordt in het Nieuwe Testament (Lucas 11, vers 42). Het gaat hier niet om een aangepaste vertaling, want in het Griekse Nieuwe Testament, de taal waarin dit deel van de bijbel oorspronkelijk geschreven is, staat letterlijk de Griekse naam voor wijnruit: peganon (uitspraak: pèganon). Wat hebben de oude Grieken ooit 'gezien' in deze plant, dat ze de naam 'pèganon' meekreeg? De naam van de plant hangt samen met het Griekse woord 'pègè'. Dit woord betekent bron, zowel in letterlijke betekenis als meer figuurlijk als gehoor (hoorbron), oorsprong, oorzaak.
De bloeiwijze van de wijnruit is bijzonder. Als eerste verschijnt een bloemknop en al snel een bloemetje aan het uiteinde van een soort spil, een centraal staande stengel. Daaromheen vormen zich de andere stengels, met ook weer aan het uiteinde prachtig gele bloemetjes. Rond het bloemetje aan het uiteinde van de spil verschijnen, als de plant flink uit de kluiten is gewassen, wel 50 tot 70 andere bloemen. Het uiterst merkwaardige en unieke aan de wijnruit is onder andere dat de bloem aan het uiteinde van de spil vijf bloemkroonblaadjes bezit en al die andere, die zich daaromheen ontwikkelen, er vier bezitten.
We hebben hier dus te maken met een plant waarin het getal 5 en het getal 4 aanwezig is in het bloembladpatroon van dezelfde plant. ( . ) De wijnruit vertoont het beeld van één bloem met vijf bloemblaadjes en vele met vier bloemblaadjes. Je zou kunnen zeggen: de materie 'wint' het in deze plant als het ware van de 'geest' (in de Oudheid beschouwde men de 4 als het getal van de aarde, de materie, en de 5 als het getal van de 'geest'). Nog iets verder: in het wezen van de man zag men het getal 3. Het wezen van de vrouw zag men in relatie met het getal 4, de materie, 'moeder' aarde. De 'vrucht' van de verbinding tussen drie en vier (man en vrouw) is het kind. Het kind, beschouwd als nieuw leven, waarin het mannelijk of vrouwelijk nog geen wezenlijke rol behoort te spelen, werd gezien als een uitdrukkingsvorm van het getal 5. Tussen deze drie getallen, de 3, de 4 en de 5, bestaat een bijzondere relatie, die tot uitdrukking wordt gebracht door de bekende stelling van Pythagoras: het kwadraat van 3 (de man) plus het kwadraat van 4 (de vrouw) is gelijk aan het kwadraat van 5 (het kind). De 5 verwijst op deze manier naar een nieuw begin, de bron.
Er zijn mensen die zoeken naar de 'bron' van de verschijnselen (het Griekse woord 'pègè', de stam van de Griekse naam voor wijnruit: 'pèganon'). Zoeken naar de bron van de verschijnselen vraagt veel 'zienswijze', veel van het waarnemingsvermogen. In een oude Nederlandse tekst, een handschrift van de franciscaanse broeder Thomas (1300), kunnen we lezen dat wijnruit als geen ander kruid helpt als er iets aan de hand is met de ogen (de waarnemingsorganen bij uitstek!): . 'teghen gebrec van oghen van couden zaken nem wijn in een vat ende ware daer rute [wijnruit] in ende drinc die wijn altoes .'
Wijnruit is dan ook een kruid dat goed past bij mensen die zoeken naar de essentie van de dingen (= helder willen zien), maar steeds terneergedrukt worden door de zakelijke werkelijkheid en de 'zekerheden' van de causale wetenschap. Zij kunnen het 'zicht' op het leven hierdoor kwijtraken en daardoor zeer nerveus worden. Wijnruit is een kruid dat dagelijks gebruikt kan worden door mensen die intuïtief dichtbij de schepping, bij de 'bron' willen leven, maar steeds ervaren dat ze niet sterk genoeg zijn om dichtbij die 'bron' te kunnen blijven."
[Citaten, enigszins aangepast, uit J. Huibers, "Kalmerende kracht van kruiden", Utrecht 1995]
^Naar het begin van deze pagina
|
|